In 2018 maakte wethouder Roelof van der Schaaf bekend dat er wat hem betrof meer reuring in het Stadspark moest komen. Als reden daarvoor gaf hij op dat zijn eigen dochter er alleen maar kwam als er een festival was. Ergo: meer festivals.
Dat veel andere mensen het Stadspark graag bezoeken vanwege de stilte en de rustgevende natuur, was iets waar de wethouder geen oog voor had. Een onderliggende reden zal ongetwijfeld zijn dat festivals geld in het laatje brengen en recreanten die alleen of in klein gezelschap door het park wandelen niet. Bovendien is de laatste groep onvindbaar voor de statistici van de gemeente, dus niet-bestaand. Dus begon men het festivaljaar 2019 voortvarend met de organisatie van het Terrassenfestival: 5 dagen lang volop bierdrinken begeleid door dancemuziek van 115 decibel op nog geen 50 meter van een woonwijk. Dat was een enorme miskleun, want de benodigde omgevingsvergunning ontbrak en bovendien liet de gemeente bij het toezicht grote steken vallen. De daaropvolgende bezwaarprocedure werd door de omwonenden dan ook gewonnen, zodat een herhaling van het festijn niet meer vanzelfsprekend was.
Hoe het festivaljaar 2020 er voor het Stadspark uit zou hebben gezien als er geen corona was geweest, zullen we nooit weten, maar dat het een stuk rumoeriger zou hebben uitgepakt dan omwonenden en recreanten lief was, is wel zeker. Betekent dit nu dat het Stadspark er in het afgelopen zomerseizoen stil en verlaten bij heeft gelegen?
Het tegendeel is het geval. Er kwam veel meer individueel bezoek bij! Op elke zonnige dag, en zelfs op niet zo zonnige dagen, zag de Concourslaan zwart van de bezoekers die in alleen of in kleine groepjes het park in trokken. Op de grasvelden zaten groepjes te picknicken en hielden mensen zich bezig met groepsspelletjes als kubb of frisbeeën en er werden allerlei bekende en onbekende balspelen gedaan.
Er was daadwerkelijk meer reuring in het park gekomen. Maar niet door de koerswijziging van het beleid, niet door initiatieven die vanuit de gemeente waren ontwikkeld. Nee, het kwam door de eigen initiatieven van de individuele Stadjers. Toen kroegen en restaurants gesloten werden en er geen grootschalig amusement weer werd aangeboden, was iedereen weer op zichzelf teruggeworpen met de vraag wat je nog kon doen. Parken werden herontdekt. Nu we niet meer konden reizen, bleek dat wandelen, individueel sporten of picknicken in de onmiddellijke woonomgeving een heilzame uitlaatklep was in een tijd dat er weinig meer mogelijk leek. Het grote Stadspark kon al die individuele bezoekers aan zonder dat er sprake was van overlast of te grote drukte.
Het park functioneerde weer volop als het doel waar het ruim een eeuw geleden voor was aangelegd: als een openbaar park waar eenieder terecht kan voor sport, plezier en ontspanning. En, voegen wij eraan toe, waar iedereen náást elkaar zijn eigen ding kan doen, zonder een ander te verdrijven. Want dát is het grote nadeel van de reuring die de gemeente voor ogen staat: door er luidruchtige festivals te organiseren, worden de individuele recreanten en rustzoekers verdreven. Zij kunnen in deze stad dan nergens meer terecht.
Als we uit deze coronatijd één les kunnen trekken is het wel deze: dat er in elke stad behoefte is aan plekken waar mensen tot rust kunnen komen en hun eigen ding kunnen doen. In Groningen hebben we zo’n plek: het Stadspark. Laten we het koesteren en niet verpesten door de commerciële honger naar luidruchtige festivals.
